Gepost op

Wake me up when it’s all over

BemoedigingVorige week had ik op Twitter gemeld dat het een week van moed onderzoeken werd. Maar ook blijmoedig, grootmoedig, ontmoedigt, bemoedigt, aangemoedigd. Als er maar moed inzit. Die ingeving kwam door het beeld van koning Willem Alexander aan de zijlijn,  die Sven Kramer spiegelde door dezelfde zwiepende royale zwaaibewegingen. Zoals ik dat de coaches Ori en Kemkes ook zag doen. In gebogen houding op gelijke hoogte met de schaatser die in de bocht zijn coach tegenkomt. Spiegeling van het lichaam als aanmoediging. Ik vond het gaaf. Zo kwam ik van moed bij spiegel.

When she was just a girl, she expected the world. But it flew away from her reach, so she ran away in her sleep.   – Coldplay, Paradise

Het verbaast me hoe je innerlijke camera wordt scherpgesteld als je een besluit uitspreekt. Moed onderzoeken, naar moed en bemoediging kijken waarin jijzelf de observator wordt betekent ook dat je naar jezelf kijkt. Wij komen tot onze eigen hoogte door aandachtig in de spiegel in te kijken. De moed om te kijken naar wat er is, is natuurlijk geen wedstrijd op glad ijs maar meer een wens om je ogen te openen voor je eigen realiteit. Toch meer een innerlijke race.

Ik kijk weinig in een nietsontziende spiegel. Als ik een blik werp is het meestal een kritische. Beoordelend en aftastend, op zoek naar onvolkomenheden. Kan het ermee door,nu, vandaag of misschien volgende week?

Spiegeltje spiegeltje aan de wand…wie is het mooiste van het hele land?

Mijn vraag luidt wel iets anders, ben ik mooi genoeg? Het antwoord is elke keer anders, als ik tenminste de moeite neem het antwoord af te wachten. Hoe word ik innerlijk gaaf als ik mijn uiterlijk afwijs, en wat heeft dat nou met moed te maken? Wat spiegelt er terug?

Een gewone dinsdagochtend in 2011, een twijfelende lentedag want schapen hadden nog niet hun lammetjes voldragen, de bloesem durfde nog niet naar buiten te komen en het zonnetje was  verstopt en hees. Ik rijd met de donkerblauwe Toyota Corolla van mijn ouders die naar Californië zijn vertrokken voor een vakantie bij mijn jongste zusje, naar het AMC in Amsterdam Zuid-Oost.  De lange serie allergietesten die ik een paar weken geleden heb afgenomen, worden vandaag besproken. Zo’n vier maanden geleden ben ik opgenomen voor een acute eczeemaanval, en hoewel ik blij was dat ik een week mocht uitrusten in het ziekenhuis van de voortdurende tergende jeuk over mijn hele lijf,  ben ik ook opstandig.

Sinds mijn eerste zwangerschap in 2006 heb ik zoveel last heb van een kriebelende, prikkelende, brandende en jeukende huid. De tergende huidziekte leek nagenoeg van het toneel zijn te verdwenen, gevlucht door de hoeveelheid geluk dat in mijn leven de hoofdrol leek te pakken. Nu verbruikt mijn overactieve constitutie alle voorradige energie om infecties te bestrijden. Noodgedwongen en bovengemiddeld huismusserig moeder ik, schilder, schrijf en denk ik me een slag in de rondte. Maar ik nam ook een besluit ergens in die periode. Luister.naar.je.lichaam. Wat het me ook vertelt, hoe onaangenaam de boodschap ook is, daar zit een clue. Daar kan je iets terugvinden van gaafheid. Een geschoold en getraind vertaler kan ook de taal van het lichaam opnemen. Eens kijken of mijn vertaalcentrum me deze dienst kan leveren, en het kan vertalen naar een meer lineaire taal. Het besluit stemt me licht, ondanks het onophoudelijk geprikkel in mijn handen, de tranende ogen, het drukke hoofd, de rode hals, die brandende bovenrug en kriebelige schouder.

Terug naar de onderzoekskamer op poli D.  De piepjonge dermatoloog, niet ouder dan een jaar of 26 herhaalt de instructies die 30 jaar onveranderd zijn gebleven: veel zalven, niet langer dan 5 minuten badderen en douchen en stress zoveel mogelijk beperken. Ik heb haast: nieuwe allergieën uitsluiten en een receptje voor een hormooncrème en histamine pilletjes om al te felle uitbraken te kunnen verzachten, is mijn doel. Na bijna drie decennia ervaring wil ik niet meer ondervraagd worden of ik wel elke dag genoeg zalf, veel slaap en regelmatig leef en mijn leven stressloos heb ingericht. Geef me het recept nu maar.

Wat ik als voetnoot kwijtwil aan de arts is mijn verbazing over de afwezigheid van aandacht voor de emotionele component van deze chronische huidaandoening. Het kan toch niet anders dan het zelfbeeld aantasten, met gevolgen voor de emotionele conditie. Hij kijkt me totaal bevreemd aan. Dat is een heel andere discipline mevrouw. Wilt u daarover praten? Nou denk ik, schending is toch schending, zo binnen zo buiten…. Kip en ei. Er liggen foldertjes in de wachtkamer van de VMCE, Vereniging voor Mensen met Constitutionele Eczeem. Nee meneer de dokter, dat bedoel ik niet. De aanblik van al die aangedane huiden prikkelt me nog meer. Samen strijden tegen de traagheid van de wetenschap om met een geneesmiddel op de proppen te komen, vind ik energieverspilling. Tragische of langdradige verhalen delen op het forum trekt me nog minder. Ik ben een aantal jaren met een krabclubje in Amsterdam opgetrokken. Best gezellig hoor die gezamenlijke etentjes, wandelingen en theepartijtjes met huisgemaakte cake: maar beter werd mijn huidconditie er niet van. Er vlogen veel zalfjes en tips over de beste voeding, sporten en stressbeperking over de tafel. Nee wat ik bedoel is, uh….  het lijkt me dat jullie patiënten een beetje begeleiden daarin. Of interdisciplinair werken met bijvoorbeeld een psychiater, een psycholoog, of moderner een zen boeddhist of mindful trainer. Ja mevrouw dat doen we ook desgewenst, maar dat heeft u toch niet nodig? Nee denk ik bij mezelf, nu niet meer. Ik beoefen Kundalini yoga en ben zoveel mogelijk in de buitenlucht en lig lekker toch een heel uur in bad. Dat helpt ook.

En terwijl mijn lange zoektocht van experimenteren aan me voorbijtrekt daar op het spreekuur, ervaar ik een nieuwe houding in mezelf. Afstand tot het kwetsuur. Met zin om alle lelijke scheldwoorden hardop uit te kramen: trol, schurftnek, bultenparadijs, the Beast!! Het verademt, dat het verdriet niet meer te innig is om te voelen. Ergens na de geboorte van Sietze moet ik terug in mijn eigen velletje zijn gekropen. Als baby kon ik niet afwegen, maakbaarheid vieren of simpel positief denken. In de waanzin van de realiteit koekte ik aan en werd een lijf met verbrande resten, niet te vreten of te behappen.

Mevrouw, mevrouw…bent u er nog? De jonge dokter zwaait met de papieren van de allergietesten. Geen nieuwe allergie uitgewezen. We willen foto’s van uw  rug zodat we er als team naar kunnen kijken. Ik word naar de fotostudio verwezen waar ik meteen na het consult terecht kan. Als ik de klapdeuren uitloop bekruipt me een benauwd en bekrompen gevoel. Ik wil mijn kleding niet nog een keer uitdoen. Ik voel me juist zo sterk en licht. Zo Ingrid. Blootstaan in een ziekenhuis maakt veel emoties los, schaamte, onzekerheid, afkeer, ongeduld en gehaastheid. Het heeft nog nooit, geen enkele keer tot iets goeds en fijns geleid. Als ik de halfdonkere ruimte binnenstap zie ik een groot podium met felle lichten en een slanke middellange vrouw met halflang bruin vettig haar die rusteloos rondbanjert. “Kleed je maar uit van boven en ga op het podium staan” zegt ze nors zonder me aan te kijken. Niet dat ik een warm welkom had verwacht maar op zijn minst toch een half geruststellend gebaar, woord of blik. Net op het nippertje schakelt mijn oude mechanisme om weg te gaan uit mijn lijf, uit. Ik ervaar een piepkleine opening om bewust erbij te blijven, om met aandacht te ondergaan wat er gaat gebeuren. In de coachingswereld noemen ze dat “keuzevrijheid”. Hoera, één punt voor mij.  Met mijn bovenlijf ontkleed sta ik op het podium. Mijn armen gekruist met handen voor mijn borsten en mijn hoofd lichtjes voorovergebogen. Terwijl de klikken van de camera uitvergroot mijn oren binnenschieten, en mijn vuurrode bultige ellende gezien maar toch ook niet gezien wordt, begint er een traantje te rollen. En nog een, en nog een, het kriebelt maar ik laat het en dan stromen ze ineens allemaal eruit, alsof het overstroomt. Alle opgekropte verdriet loopt weg uit de ooghoeken over mijn wangen in mijn nek, naar mijn schouder toe. Jaren en jaren van object zijn, voer voor onderzoek, lijdend aan mijn huidziekte gutst weg, breekt los en trapt me na. In één flits is zoveel duidelijk. De gebeurtenis is niet fijn, maar de onverschilligheid en hardheid van de ene mens voor de kwetsbaarheid van de andere mens. Het bikkelharde en onbewuste. Hoe verpleegsters me met teer insmeerden. Geen zachte hand. Ik ben er zelf in gaan geloven. Dat dat de manier is om je leven te volbrengen. Hard zijn voor jezelf, zodat niemand anders je voor is, en je pijn kan doen. Dat is flinkheid. Dat is doorzetten. Iedereen vond het moedig.

Voor mijn gevoel klikt ze wel 50 x met haar rotcamera. Ze cirkelt om me heen, klik klik klik. Ik wil de zwarte verrader afpakken en in haar gezicht smijten. Maar ik loop gewoon over, verdwijn in de zee en laat me meevoeren, verder weg, verder weg van deze scene die me niets meer te bieden heeft. Geen woord komt over haar lippen, geen woord over de mijne. Dan is het gedaan en met opgeheven hoofd stap ik het podium af als ze zegt dat ze klaar is. “wil je nog een glaasje water?”Nee , daar is het nu te laat voor, Het hoeft niet meer. Niet hartelijk bedankt en tot nooit weer ziens. Snel vlucht ik die nietsontziende kamer uit, naar de parkeerautomaat en de auto. Zo snel als kan maak ik me uit de voeten van het Sodom en Gomorra van geschonden lijven.

Feeling my way through the darkness
Guided by a beating heart
I can’t tell where the journey will end
But I know where to start

In de knusse beslotenheid van de auto komt het op de A9 tot me dat je heil in een ziekenhuis zoeken enorm paradoxaal is. Daar bestaat alleen ziek en gezond. Ik ben dan in het kamp ziek ingedeeld, het ongewenste kind. De arts zit in het kamp gezond en hij lapt je op met alles wat hij in huis heeft door zijn opleiding en ervaring  tot een geaccepteerde vorm van geschonden lijf. Gesprekken in de spreekkamer zo functioneel mogelijk. Het uitgangspunt ‘ziek’ als synoniem voor in de hoek staan, ongelijkwaardig zijn. Wat heb ik me daar jarenlang onsuccesvol tegen verzet. Ik besef dat als er maar een ietsiepietsie klein miniscuul deeltje van mij gelooft in het concept ziekte, en gelooft dat in het ziekenhuis heil te vinden is, dan zal dit waargemaakt worden. Een ziekenhuis en arts bezoeken is dan onderdeel van *wens tot werkelijkheid maken, want een gedachte kun je als niets anders dan een wens zien. Mijn rol in het geheel is dus veel crucialer dan ik tot nu toe bewust was en ik heb meer invloed dan ik denk. Dan wordt het voortaan een andere wens die ik tot werkelijkheid maak. Een veel boeiendere reis waarbij ik aanmoediging en richtingaanwijzers kan gebruiken. Ik ben bereid in de spiegel te kijken want onze constitutie is ook de gesteldheid van onze medemensen.

In dat ritje naar huis ervaar ik alle verschillende emoties die samenhangen met mijn huidconditie die ik in de voorafgaande 35 jaar niet heb gevoeld. Dat is behoorlijk overspoelend maar het overweldigt niet. Klaarblijkelijk hebben we zulke ingenieuze systemen in ons lijf dat ik daar op vertrouw. Het is heerlijk louterend om bewust te worden van alle reacties en effecten die onderzoeken, opnames en ontmoetingen in het ziekenhuis op me hebben gehad. Alsof  door te erkennen slachtoffer te zijn van deze ernstige huidziekte ik me instant geen slachtoffer meer voel dat veilig weggeborgen in een diepe donkere put zich comfortabel waant. Ik kan het lijden nu zelf kiezen, lijd ik eraan of niet? Ik heb het, maar ik lijd er niet aan. Ik heb dat, maar ik ben het niet meer. Ik hoef ook niets te compenseren. Hoef niets goed te maken voor het feit dat mijn huid lelijk is. Ook al geeft schoonheid en gaafheid mijn leven zin. Een lelijk eendje zijn is zo gek nog niet want af en toe ben ik in mijn zwanengroep en voel ik me zo mooi. Dat blijft een voortdurende beweging. Vrijheid ervaar ik in het omarmen van de beperkingen die zijn ontstaan. Ik hoef niets in te halen, of beter te maken. Slechts me positief te uiten. En daarvoor heb ik moed en aanmoediging nodig. En dan volgt lichtmoedig, stoutmoedig en blijmoedig vanzelf.

Dit zegt Van Dale, Etymologisch woordenboek trouwens over moed: [flinkheid] middeln, moet, [hartstocht, drift, gemoedsbeweging, gemoed, verstand]. Hier lijkt geen verschil te worden gemaakt tussen gevoel, emotie, gemoedstoestand en verstand. Zo bezien zijn we toch weer meer heel dan we denken 🙂 Was het niet tijdens de verlichting  dat hoofd gescheiden werd van lijf? Maar weer verder op onderzoek uit met deze ontdekking op zak. Benieuwd wat nog meer onthuld wordt! Ga je mee?

So wake me up when it’s all over, when I’m wiser and I’m older. All this time I was finding myself, and I didn’t know I was lost.    – Avicii

*Wens tot werkelijkheid maken is de natuurlijke bloei van ieder mens. Bij Plata Opleidingen wordt met dit model van Marinus Knoope gewerkt en het maakt je bewust welke stappen je kan nemen om je persoonlijke doelen te halen.

** Sticks and stones can hurt your bones but words can never touch you is natuurlijk zo onwaar als wat. Als taal je tot leven kan wekken, en in leven kan houden, dan kan het je zeker ook pijn doen. Wees dus aandachtig met je woorden, communiceer geweldloos.

Gepost op

Als jij dan zegt ‘ Wat mooi’ !

houten hartVanaf het moment dat mijn website de lucht inging was mijn plan wekelijks blogs te posten om gehoor te geven aan mijn verlangen om te schrijven en dit ook in het openbaar te delen. Enthousiast pak ik  elke week mijn schrift erbij, en start ik de computer op . Niet perse de actualiteit maar het meest dominante onderwerp van de week verankerd in mijn hoofd ga ik behandelen.. Uitgebreide associatiespinnen op papier waardoor ik niet droog kom te zitten tijdens het schrijven liggen naast me. Blij dat ik er nu voor ga zitten. Het mag eruit. Het mag uitgedrukt worden. Ik begin te tikken, of schrijf met een Lamy pen in mijn met stickers en poesieplaatjes versierde dagboek. “Ja dit gaat goed,  ik sta mezelf toe dit te vertellen, dit ben ik, dit heb ik ervaren, dit begrijp ik”…

En dan… een kwartier verder in de tijd gaat het met het stukje een hele andere richting op. Er komen hele andere woorden op paper. Andere zinnen. Met verbazing zie ik dat het onderwerp  ongemerkt en subtiel is omgetoverd tot mijn vader en mijn relatie met hem. Mijn hand volgt zijn eigen weg, doet blijkbaar wat meer nodig is. Het begint nu  te lijken op een rauw stukje over de terminale ziekte van mijn vader en zijn daaropvolgende dood, nu 10 maanden geleden. Wat mensen soms ‘van je afschrijven’ noemen maar wat ik liever ‘naar binnen toe schrijven’ noem. Een paar essentiële vragen dringen zich aan me op hoe dat dan precies werkt. We hebben een spontane schrijver in ons die blijkbaar zegt wat er echt aan de hand is, en hoe het leven zich op dit moment voltrekt. Dat vind ik eigenlijk het meest interessant. Want die hand onthult emoties en ervaringen waar we niet met ons hoofd bij kunnen. Bij mij. Het is schrijven om te begrijpen, niet schrijven omdat ik begrijp. Die laatste gaat meer over de beschouwende reviewer.

Er kan ook een beschermende schrijver in ons zijn die ervoor oppast dat we ons niet zomaar in een hachelijk avontuur storten waarbij je bloot komt te staan aan allerlei onverwachte kritieken. In de ogen van de schrijver voortdurend om de hoek loerend. Of een kritische die onze vorderingen vergelijkt met iemand die veel meer geoefend of gevierd is, ten onrechte natuurlijk. En dan ken ik ook de vernietigende schrijver, die echt alleen maar erop uit is erop los te slaan (bij wijze van spreken) en onderwijl schreeuwend: je schrijft slecht. Je maakt fouten. Het is saai. Niet publicabel. Te min. Je bent te oud iets nieuws te proberen, je bent gek. Deze ervaring zie ik gereflecteerd in het respectabele boekje van Steven Presfield “The War of Art” waar de kunstenaar in wording alle mogelijke valkuilen eigenlijk als excuus gebruikt om niet te hoeven doen wat hij diep in zijn hart wel wil.

Niet dat ik bewust  bezig ben“art te maken” maar blijkbaar past het proces me als een oude jas die ik terugvind. Ik ben ook hopeloos aangetrokken door de 12-wekelijkse methode van Julia Cameron “The Artist’s Way om  mentale blokkades op te blazen. Soms droom ik dat ik een terrorist ben met zwaar dynamiet en een of ander eiland koelbloedig opblaas. Gelukkig begrijp ik inmiddels het creatieve onbewuste een stuk beter dan 5 jaar geleden en zie ik hoe een droom behulpzaam is  bij het oplossen van onze vraagstukken. Het geweten van een terrorist en ik zijn totaal verschillend. Het tekort aan eigenliefde wat een terrorist ongetwijfeld heeft, herken ik wel.

Schrijf ik me dan naar de volwassen stem toe die achteraf als observator van zijn eigen ervaringen een keurig bezinnend stukje kan schrijven en het gestoei, de ruwe versies niet prijsgeeft. Maar hoe zit het dan met het pure kinderlijke eruit willen gooien wat je voelt? Een gepolijst stukje geeft  de innerlijke ‘strijd die plaatsvindt tijdens het proces van verwerken op een heel andere manier bloot dan een ruwe versie.

Toen mijn zoontje van drie  nog niet kon praten beet hij soms letterlijk van zich af, uit pure frustratie dat hij nog niet de juiste woorden kende,  uit onvermogen zijn werkelijke behoefte te uiten. Die ontwikkeling was ongemakkelijk voor mij want er was zo’n noodzaak om hem voor te gaan, hem de weg te wijzen hoe hij meer en meer kon gaan vertellen wat hij wilde, wat er niet lukte of wat hem dwars zat. Maar wanneer is het goed genoeg? En wie bepaalt dat? Dat zijn vragen die zich blijven aandienen. Omdat ze uiteindelijk antwoorden dat ik zelf de grenzen aangeef van mijn best doen.

Een geredigeerd stuk of artikel voldoet volledig aan de eisen van de maatschappij: beschouwend, volwassen, objectief en bovenal kan het de toets van algemeen aanvaardbaarheid doorstaan. Het onthult wat gemakkelijk is, het bedekt wat te spannend is om eruit te  komen. En zo lezen we en onderwijl  een illusie van perfectie vormend. Althans ik.  Het hele vallen en opstaan gebeurt in het verborgene.  Of het wordt pas onthuld als de perfectie is bereikt. Maar we hebben toch ook champions van openheid nodig.  Champions die laten zien hoe messy  werken soms is. Hoe uit iets lelijks iets moois ontstaat. Geheimen en taboes en kwesties onder een deken stoppen veroorzaken  zeurende ziektes. Een extraverte opstelling zo nu en dan is veel gezonder. De tijd nemen, soms afdwingen om je unieke perspectief te delen is broodnodig in deze snelle tijdsgeest.

Nee als we een glimp van echt willen zien of ervaren moeten we toch echt zelf aan de slag, met de pijn, het proces naar het wezen van het leven en onze relatie daarmee. In Nederland is rouwen vaak onzichtbaar of verpakt in kunst, rebelsheid, hoge prestaties. Rouwen is hier ook niet zoals in Italië iets openbaars waar je een bepaalde tijd met een zwarte rouwspeld op mag lopen. Als je dan spontaan in huilen uitbarst omdat je een buitenschilder met een wit pak aan precies dezelfde houding ziet aannemen als je vader, hoef je je niet te verontschuldigen. Ze zien de zwarte speld en geven je misschien een knuffel.  Heel veel mensen rouwen volgens mij in de beslotenheid van hun slaapkamer, wc of auto. Velen van onze generatie, en de generatie van onze ouders hebben geen oefening gehad of geen behoefte om expressie te geven aan hun verdriet en lijden. Toen mijn opa stierf in 1975 ben ik niet bij de begrafenis geweest. Het laatste wat ik van hem zag was een oude man die op de bank lag met een zakdoek over zijn keel gebonden. Elke dag kwam hij bij ons op de boerderij werken. Hij was de beste vriend van onze hond Teddie. Zeven jaar lang was hij een vertrouwd en belangrijk figuur in mijn kinderleven. Dat stopte abrupt. Van de een op de andere dag kwam hij niet meer. Kinderen schermde je af in de Limburgse plattelandscultuur waar ik opgroeide voor problemen, ziekte en ongeluk. Opa ging dood aan keelkanker. Het arbeidsleven moest zo goed mogelijk doorgaan en ruimte voor intense emoties zou betekenen dat het werk gesaboteerd werd. Op mijn 22ste,  begon ik met  zijn dood te  verwerken.

Als je geluk hebt kan je met je intense pijn en vedriet bij je partner terecht, je beste vrienden of broer of zus. Met terecht bedoel ik dan, dat de verwarrende gevoelens er gewoon mogen zijn zonder dat er iets (anders) hoeft. Dat er waarachtig ruimte voor is. Wat heb ik genoten van de eerste zonnige voorjaarsdag na de crematie van mijn vader toen  ik met mijn nichtje de Vecht en Plassenroute fietste. De hele dag trappend, met mijn hoofd in de wind en zon mocht ik huilen, praten, lachen, mijmeren, spijt hebben. Haar vertrouwde aanwezigheid naast me trappend. Niets was te veel of te gek. Zij kent mijn vader heel goed en dat was extra fijn. ’s Avonds zaten we voldaan op een terras aan de haven van Weesp op ons bestaan te proosten. Bitterzoet. Tegenwoordig blijken er ook cafés voor tranen te bestaan, of rouwcoaches, troostcoaches en tranencoaches. Maar iedereen die je een beetje zuivere aandacht geeft is een geschenk. Iedereen die je ruimte biedt om je te uiten helpt mee aan je groei. De beste vriend van mijn vader zat twee maanden na zijn dood aan onze keukentafel en zei simpelweg met rustige stem: ‘ Wat een gemis, zo’n unieke kerel’. Mijn moeder was druk doend zich sterk en krachtig te houden. We werden er zo stil van. Alsof hij er weer even was. Zo aanwezig in dat moment van rust. De hele verdere dag had ik een licht gemoed, zo dankbaar met die pure aandacht van Ben voor wat pap betekende.

Gelukkig kunnen we altijd iets maken, iets moois. Iets dat uit pijn voortkomt. Iets met onze handen zoals mijn vader de tuin tot bloei bracht. Vrouwen doen het soms van nature. Kijk maar eens naar barenspijn. Hoe mooi is dan de geboorte van een nieuw zuiver wezen, als de pijn kort voor de dageraad het hoogst is, en de weg ernaar toe een ware beproeving. Of een kunstenaar met zijn beeldhouwwerk, schilderij of dichter met zijn gedicht. Of hoe mijn moeder nu liefdevol de fruitboomgaard – pap’s laatste gift aan de kleinkinderen – verzorgt. Rouwverwerking wordt dan rouwbewerking. Liefdesverdriet is universeel en een gebroken hart wordt op vele verschillende manieren gebroken en op verschillende manieren geheeld. We mogen onszelf de gouden medaille geven voor onze zichtbaar gemaakte innerlijke topprestaties. Zonder erkenning van de buitenwereld maar met de overtuiging: ‘ I want to make something beautiful even if no one cares’ 

Ik probeer erdoor heen te schrijven, alles wat op mijn weg staat, ernaar toe te schrijven. Naar waar het onbekende zit, achter de blinde muren. Ik val de diepte in. Volwassen word ik alleen met heel mijn lijf, mind en hart als ik me losscheur van mijn vader. Hem loslaten zoals ik hoor in Marco Borsato’s lied  “Ik wil dat je me loslaat en dat je morgen weer verdergaat”. Als je iemand liefhebt dan wil je diegene juist vasthouden, tegen je aan, dichtbij zijn, koesteren. Dat voelt vertrouwd en fijn voor even. Het houdt me ook gevangen in alles wat er in het verleden was en niet was. Ik balanceer op het randje. Ik wil een relatie met de toekomst aangaan. Als ik me laat vallen, doe ik dat met soepele spieren, zodat ik het overleef zoals mijn vader deed toen hij van een 5 meter hoge steiger afdonderde en alleen met een dikke blauwe bult op zijn voorhoofd in bed lag. De boog kan niet altijd gespannen zijn, De pijl is ver naar achter getrokken. De schutter houdt heel stil en focust op zijn doel dat daar voor hem staat.

Dinsdagochtend. Mijn jongste zus en ik horen het nieuws op de ring van Den Bosch. Nog een uurtje rijden. En dan de confrontatie. Ik tref mijn vader dood aan in het huis waar hij ook geboren is. Mam en mijn zusje zitten naast hem. Een dag tevoren stootte hij zijn hand  steeds tegen de rand van het rottige thuiszorgbed. Deze lag nu stil. Een tuitbeker is getuige op het verrijdbare tafeltje naast hem. Hij hoeft niet meer zijn tanden op elkaar te klemmen om niet te hoeven drinken. Vrijdag  sprak hij tegen mijn moeder “Hanny dit is toch geen leven meer”. Het zijn de allerlaatste woorden geworden. Mijn vader die zo graag wilde leven maar wel zijn lot aanvaardde. Omdat het onontkoombaar was.  Nog een bevroren beeld. Met gebogen hoofd, zijn armen om de nek van mijn moeder, schuifelt hij op de pantoffels die ik zes jaar geleden voor hem kocht met Kerstmis, naar de wc en mijn vliezen naar de werkelijkheid breken voorgoed door.

Daar zit ik met mijn romantische aard naar mijn vader te kijken die het leven nu eigenhandig gaat opgeven, drie dagen voor zijn dood. Mijn film staat op dat moment stil. Romantiek is  een kinderlijke manier om de harde realiteit van het leven te verzachten of zelfs te ontlopen.  Het tafereel schud me met huid en haar hartstikke wakker. Hoe deze rauwigheid te verteren? Elke sensatie roept me tot verantwoording. De gebrokenheid van pap door zijn aanstormende dood legt mijn eigen scherven bloot. Op zondag wil ik het liefst heel stilletjes bij hem liggen, maar luisterend naar zijn onrust, laat ik hem liever. We bellen zijn broers en zussen want dit zou wel eens de laatste dag kunnen zijn om afscheid te nemen. Het is zo onomkeerbaar en definitief.

Het is nu tien maanden later en ik schreeuw nu niet meer tegen de dood van mijn vader. Kom nog even terug, nog heel heel even zoals mijn kindjes doen als ik ze ’s avonds naar bed heb gebracht. Ik vraag wel “ laat me maar los pap”  als ik door de Aetsveldsepolder fiets. Ik laat je gaan, heb je vastgehouden en nu mag je gaan. Ik blijf  toch altijd dat meisje dat iets moois wil maken, voor jou. Wat zou ik dan in een klap groot groeien, Als jij dan zegt met die twinkel in je ogen “Greetje wat mooi!”

We could live for a thousand years but if I hurt you, I’d make wine from your tears – inxs